“Dit klinkt misschien gek maar ik wil dat je ademt zoals je schrijft. Heel soepel.” Ik lig op een bedje bij mijn coach en heb tien ademsessies bij haar geboekt. We zijn bij sessie vier en gek genoeg begrijp ik meteen wat ze bedoelt. Ik volg haar instructie op en ineens lukt het me om nog dieper te ademen. Voor ik het weet stromen de tranen over mijn wangen.

Ik denk aan hoe ik mezelf ontzettend tekort heb gedaan. Hoe het me raakt dat ze mijn schrijven benoemt. Een lange tijd heb ik moeite gehad met schrijven omdat ik er te perfectionistisch in was geworden. Ik had er allemaal regels voor verzonnen. De regels werden meer en de drempel werd hoger en op een gegeven moment schreef ik niet.

De enige momenten waarop ik nog écht schrijf zijn de momenten waarop ik pijn voel. Dan kan ik simpelweg niet meer anders en is dat mijn uitlaatklep, mijn houvast. Maar wat vergeten ben, is dat schrijven mijn allereerste grote liefde is. Dat het ook leuk mag zijn. Dat ik mezelf weer vertrouwen en plezier erin mag geven. Dat ik geduld mag hebben. Met mezelf en met de woorden die ik steeds vaker vind.

Ik lig op het bedje en denk aan de gevoelens die ik soms niet wil voelen. De gevoelens waar ik vaak ook niet eens bij kan omdat ik ze zo ver heb weggestopt. Ik voel dat ze eruit willen en ik vind ze terug in mijn ademhaling. Ik vind mezelf terug in mijn ademhaling. Ineens doorzie ik mijn trucje. Dé reden waarom ik de afgelopen twee jaar zo oppervlakkig adem. Want op het moment dat mijn coach en ik wat dieper willen gaan, stopt mijn ademhaling. Ik voel mezelf een muur om me heen trekken. En ik ben er even niet meer. Spreek wat in na de piep.

Ik wil voelen. Volledig.
Ik wil voelen. Vol leven.

En als voelen betekent dat het op korte termijn zeer doet dan neem ik dat voor lief. Ik wil mezelf vrij maken. Ik geloof namelijk in vrijheid van levensuiting. Dat begint met te doen wat ik als eerste deed toen ik op deze wereld kwam: ademen. De rest volgt vanzelf.